Het machtsmisbruik van de regenten leidt in Gelderland tot verzet onder de burgerij.
Het begint in Nijmegen: de Plooierijen
https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Gelderse_Plooierijen
In 1703 dringen Nijmeegse burgers de raadzaal binnen en zetten de magistraat af zonder een schot te lossen. Wel vloeit er bloed bij een contra-coup in 1705. Enkele daders worden aan de ramen van het raadhuis opgehangen (Stadhuis, Nijmegen).
Nadat koning-stadhouder Willem III op 19 maart 1702 zijn ogen voorgoed had gesloten, werden vijf stadhouderloos ge worden gewesten het 'na omstandig rouw beklag' over één ding al heel gauw eens: er moest geen nieuwe stadhouder worden aangesteld. De duidelijke wens van de overledene dat zijn neef, de veertienjarige Johan Willem Friso, die al was aangewezen als stadhouder over Friesland en Groningen, tot zijn opvolger zou worden benoemd, werd rustig genegeerd.
De regenten wilden terug naar het systeem van 'de waere vrijheit' van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk, toen zij alle baantjes onder elkaar en hun familie konden verdelen. De Regeringsreglementen, waarmee Willem III zich in Utrecht, Gelderland en Overijssel na de aftocht van de Fransen in 1674 en 1675 van een haast soevereine macht had verzekerd, werden schielijk afgeschaft.
Wel wilden die stedelijke regenten, die hun posities aan de gunst van Willem III te danken hadden, rustig op hun zetels blijven zitten. Dit stuitte echter op verzet. Niet alleen wensten regentengeslachten die door Willem buiten de stadsregeringen waren gehouden ook weer eens aan de macht te komen. Belangrijker was dat de gewone burgers zich nu openlijk gingen verzetten tegen het misbruik van macht door de regenten. Dit machtsmisbruik was door Willem III niet tegengegaan. De koning-stadhou- der was wel een bekwaam diplomaat en veldheer geweest maar voor het binnenlandse beleid interesseerde hij zich niet dat liet hij over aan zijn 'creaturen'. Zijn vertegenwoordiger in Zeeland, Nassau Odijck, had zich zo gehaat gemaakt dat hij als gevolg van ernstige beroeringen binnen de provincie meteen na Willems dood werd afgezet.
Opstand in Gelderland
Maar de ernstigste onlusten, waarbij de opstandige burgerij haar eisen onder bedreiging op tafel legde, grepen plaats in de provincie Gelderland. De politieke en sociale onrust zou daar vijftien jaar duren, terwijl zij in Utrecht,
Overijssel en Zeeland binnen enkele jaren onderdrukt werd. De opstand in Gelderland werd als 'Plooierijen bekend. De 'Oude Plooi waren de zittende regenten, gewoonlijk ge- steund door de in Gelderland nog machtige rid- derschap. De 'Nieuwe Plooi' was de bur- gerbeweging om grotere inspraak, die steun kreeg van de door Willem III buiten spel gezette regentengeslachten. Het begon in Nijmegen. In die stad hadden de burgers vanouds inspraak gehad, ook bij de keuze van het stadsbestuur. Maar Willem III had het College van Gemeenslieden, een 'democratisch' college dat naast Burgemeesters en Schepenen optrad, volkomen buiten spel gezet. De vacatures werden niet aangevuld, zodat er bij zijn dood in 1702 nog maar zes leden over waren van het voorgeschreven aantal van twee- endertig!
Regenten nemen het niet
De eerste eis van die zes was nu: dat het college weer moest worden aangevuld tot tweeëndertig; en ondanks de tegenstand van het zittende bestuur werd dit bereikt. Vervolgens wilden de burgers het stadsbestuur zuiveren van de vreemdelingen' (niet-burgers) en van degenen die te nauw aan elkaar verwant waren. Dat namen de regenten en het liep uit op een confrontatie. Op 29 juni 1702 drongen de Gemeenslieden de raadzaal binnen, zetten de hele magistraat af en benoemden regenten naar eigen keus. Deze opstandige beweging sloeg over naar Tielen Zaltbommel, de twee kleine stem- hebbende steden in het Nijmeegse kwartier.
De Oude Plooi probeerde de beweging te stui- ten. De Landdag, die in Nijmegen moest wor den gehouden, werd naar Arnhem verplaatst en afgezette Nijmeegse regenten zoals Roukens voerden er het hoogste woord. Het besluit stond dan ook van tevoren vast: herstel van de afgezette regenten; de nieuw-benoemden, die onwettig zijn, moeten verdwijnen. Maar toen het op de uitvoering van deze beslissingen aankwam, De Oude Plooi probeerde de beweging te stui- ten. De Landdag, die in Nijmegen moest wor den gehouden, werd naar Arnhem verplaatst en afgezette Nijmeegse regenten zoals Roukens voerden er het hoogste woord. Het besluit stond dan ook van tevoren vast: herstel van de afgezette regenten; de nieuw-benoemden, die onwettig zijn, moeten verdwijnen. Maar toen het op de uitvoering van deze beslissingen aankwam, kwam het verzet in het Nijmeegse kwartier pas goed op gang.
De afgezanten van het Hof van Gelderland, die de besluiten van de Landdag kwamen aan zeggen, werden niet ontvangen. De Nieuwe Plooi regenten verklaarden de Landdag in Arnhem onwettig en trokken zich van de daar genomen besluiten niets aan. Pas toen militairen werden ingezet, kon het herstel van de Oude Plooiregenten voortgang vinden, en zelfs toen ging het verre van vlot. Zo lieten de Nijmeegse schippers, 'tot het vervoeren van militie naar Thiel en Bommel onwillig synde', weten dat zij 'liever haere touwen wilden afsnyden en naer beneden dryven, als sig daertoe te laten employeren'. En toen het Hof van Gelderland een proces tegen de 'oproerlingen' begon, was er lijdelijk verzet van getuigen allen zeiden van niets te weten! en zelfs van boden en hellebaardiers. Desondanks werden de oproerigen veroordeeld tot strenge straffen, zoals verbanning uit de provincie. Maar als men dacht hiermee de opstand bedwongen te hebben, had de Oude Plooi misgerekend. Toen de magistraat van Nijmegen op de keur- dag begin 1703 in het raadhuis bijeenkwam om door 'cooptatie' zelf in enkele vacatures te voorzien, liep de bevolking op het marktplein te hoop. De Gemeenslieden eisten het recht op om de regenten te kiezen; tevens verlangden zij vernietiging van de vonnissen. Deze keer beschikte de Oude Plooi niet over voldoende mili- taire hulp in verband met de Spaanse Successieoorlog waren veel legereenheden naar het zuiden getrokken en zo moesten de oude re- genten wel toegeven.
Daverend feest
De overwinning van de Nieuwe Plooi werd met een daverend feest gevierd. Vreugdevuren werden op de straten ontstoken. De klokken van de Grote Kerk werden geluid. Er vloeide rijkelijk wijn en bier. Voorafgegaan door twee fiedelaars trok een grote stoet van gilden en schutterijen, achter vaandels met de spreuk Restituta Libertas (Herstelde Vrijheid), door de stad, gevolgd door een dansende en zingende menigte. De in hun functie herstelde burgemeesters van de Nieuwe Plooi werden in optocht naar het Raadhuis gebracht.
Het voorbeeld van Nijmegen werd direct gevolgd door Tiel en Bommel en verschillende andere Gelderse steden. Tenslotte was de Gelderse ridderschap gedwongen het met de Nieuwe Plooiregenten op een akkoordje te gooien en hun vertegenwoordigers in de kwartieren en de Provinciale Staten te erkennen.
Al deed de Nieuwe Plooi telkens een beroep op de oude privileges, men kan haar toch niet afdoen als een streven tot herstel van vermolmde structuren. In het streven naar inspraak en invloed van de burgerij op bestuurszaken, in het optreden van 'burger gecommitteerden' en in de nadruk op de burgerbewapening lag tevens een aanzet tot een typisch achttiende- eeuws burgerlijk ontwaken, die pas in de patriottenstrijd op het eind van de eeuw tot volle ontplooiing zou komen.
Klok toch terug
Aan het begin van de achttiende eeuw was het hiervoor nog te vroeg. Financiële overwegingen dienden als voorwendsel om de klok terug te draaien. In 1707 zetten de Staten van Gelderland troepen in om de Arnhemse Nieuwe Plooiers, die hun medestanders in Wageningen door het sturen van gewapende vrijwilligers te hulp waren gekomen, tot de orde te roepen. En de provincie Holland stelde zich achter de 'restauratie' in Arnhem en Nijmegen.
Bij U, over U en zonder U
De dood van Willem III betekende geenszins een breuk met het door hem gevoerde buitenlandse beleid. Immers, er waren allianties gesloten op grond waarvan de Republiek verplicht was, samen met Engeland, de keizer van Oostenrijk te steunen in de strijd tegen de aanspraken van Filips van Anjou, de Bourbonse pretendent voor de Spaanse kroon. Het ging alweer om het beteugelen van de Franse expansie noordwaarts. Het Franse leger was al in 1701, ter ondersteuning van Lodewijks kleinzoon Filips, de Zuidelijke Nederlanden binnengetrokken. Zoals Willem er zijn leven lang naar had gestreefd Lodewijk XIV uit België te houden, zo streefde nu raadpensionaris Antonie Heinsius hetzelfde doel na. Deelname in deze Spaanse Successieoorlog betekende echter voor de republiek een onevenredig zware belasting. Niet alleen moest zij tweevijfde van de vloot leveren, maar ook nog eens 120000 man troepen voor de oorlog te land tweemaal zoveel als de Engelsen.
Tijdens deze oorlog bleek steeds duidelijker dat de Republiek door de Engelsen werd overvleugeld. Dit kwam al tot uiting in de aanstelling van de hertog van Marlborough als opper- bevelhebber over de troepen. Zo ging een Brit met de eer strijken voor de overwinningen op het Franse leger. De roep om vrede klonk luider in de Republiek, maar Heinsius had geen oor naar afzonderlijke vredesonderhandelingen met de Fransen waar politici uit Utrecht al lang voor pleitten. Daar Holland achtenvijftig procent van alle kosten van de oorlog droeg, had Holland ook de zwaarste stem in het kapittel. De Amsterdamse kooplui zochten in de eerste plaats veiligheid ter zee en wilden de band met Engeland niet verbreken.
De Britten hadden minder scrupules. Zij openden in 1711 vredesonderhandelingen met de Fransen zonder enig overleg met de Republiek. Dit 'verraad' bezorgde de Republiek een nederlaag, in 1712 bij het Franse Denain, en een ongunstige uitgangspositie bij de Utrechtse Terecht kon een Franse diplomaat zeggen: 'Hier wordt onderhandeld bij U, over U en zonder U. Het enige dat de Republiek, ten koste van geweldige offers, uit de Vrede van Utrecht wist te slepen, behalve Venlo, was het recht om in een aantal plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden nu in handen van de Oostenrijkse pretendent garnizoenen te leggen: de 'barrièresteden'. De vloot, die een 'barrière' had moeten vormen tegen de machtige buurman overzee, kwam zwaar gehavend uit de oorlog.
De Republiek was haar positie als eersterangsmogendheid onherroepelijk kwijtgeraakt.
https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/1.10.97/invnr/%40VII.~C.~3.
Wat gebeurde er in Tholen?
De noodlottige val van koning-stadhouder Willem III
https://www.dbnl.org/tekst/cara002held01_01/cara002held01_01_0011.php
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lodewijk_XIV_van_Frankrijk
https://nl.wikipedia.org/wiki/Filips_V_van_Spanje#:~:text=Filips%20was%20een%20oudere%20broer,koningin%20Maria%20Theresia%20van%20Oostenrijk.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_graven_en_hertogen_van_Anjou
Willem III in maart 1702 plotseling overlijdt na een val van zijn paard in Engeland, grijpen de Staten van Holland en van Zeeland hun kans. Willem is kinderloos gebleven en dus is er geen en opvolger. Daarom benoemen ze geen nieuwe stadhouder. Dat besluit is in Zeeland ongetwijfeld ingegeven door het feit dat er al jaren onvrede heerst over de man die sinds 1689 als representant van de stadhouder als 'eerste edele' de Staten voorzit.
Stadhouder Willem III is in 1689 koning van Engeland geworden en vertoont zich daarna nog amper in de Republiek. Hij laat de zaken hierover aan representanten. In Zeeland is dat Willem van Nassau Odijk, een corrupte man, die ook in Tholen meer kwaad dan goed doet. Hij dropt er een 'soortgenoot' in het stadsbestuur in de figuur van Pieter de Bils, die door de burgerij als een despoot wordt ervaren. De Staten denken dat ze na het afzetten van de gehate Van Nassau Odijk gewoon verder kunnen regeren, maar daarmee komen ze bedrogen uit. Zoals steeds aan het begin en einde van een stadhouderloos tijdperk, breken er oproeren uit onder de bevolking. Deze keer niet alleen in Goes en Middelburg, maar ook in Tholen. Een deel van de Thoolse elite voelt zich aan de kant gezet omdat het reglement dat na de troebelen van 1672 door de prins is opgesteld om de verkiezing van de leden der magistraat beter te regelen, buiten werking wordt gesteld. Dat heeft tot gevolg dat in mei bij de jaarlijkse verkiezing der schepenen de families Wouters, Van Roosevelt en Dibbitz het wel kunnen vergeten terug te keren in het stadsbestuur. De oude regenten kunnen dankzij het in ere herstelde oude reglement de macht weer geheel naar zich toe trekken.
Maar zo gemakkelijk geeft met name Jacob Wouters (die schepen en burgemeester is geweest) zich niet gewonnen. Samen met zijn broers Johan (oud-schepen) en Nicolaas (predikant te Oud-Vossemeer) begint hij in april een campagne tegen het 'onwettig' verkiezen van de magistraat. Daarbij slaagt hij er in een groot deel van de door de hoge belastingdruk en de ontevreden bevolking van het eiland achter zich te krijgen. Door de botte reactie van de oud regenten escaleert het conflict snel en loopt uit op een coup, waarbij drie doden vallen. Het is de eerste en de enige staatsgreep' in de Thoolse geschiedenis.
Despotisch gezag
De schermutselingen beginnen de eerste dagen van april 1702. In de late avond en nacht van 2 op 3 april worden inwoners van het stadje Tholen uit hun bed geklopt door Nicolaas Wouters of een van de knechts van Johan Wouters. Ze vragen de slaperige stadgenoten naar het huis van Johan Wouters aan de Dalemsestraat te komen. Daar ligt een rekest, dat in het belang van het vaderland en van de stad en de burgers is. Om ze te lokken wordt er bij verteld dat een goed glas wijn op hen staat te wachten. Volgens getuigen staat de tafel behalve met wijn zelfs gedekt met brood, kaas en koek. Het rekest wordt ondertekend door acht 'pretendenten' en 104 burgers en zowel naar de Staten van Zeeland als naar de magistraat gestuurd. Er wordt in verzocht om vijftien met name genoemde personen ('gequalificeerde, meeste gegoede In 1615 schildert Floris Closz van Dijck een stilleven met
en bekwaemste uit de ingesetenen) te benoemden tot leden
van de magistraat, personen, die 'niet anders beogen dan het welwezen en de vrijheid van ons lieve vaderland, de rust en vrede van deze stad en de goede ingezetenen' Onder de pretendenten staan zowel Jacob als Johan Wouters, plus een aantal medestanders, maar ook drie leden van de oude regentenfamilie Van Vrijberghe Als Jacob zich in april op het stadhuis meldt als kandidaat voor de komende verkiezingen, wordt hij samen met de notaris die hem begeleidt, door de kapitein van De Rode Roede zonder meer het stadhuis uitgezet. De tegenstribbelende notaris belandt zelfs voor een aantal uren in het cachot.
Het stadsbestuur voelt de onrust groeien en vraagt met succes een detachement militairen in Tholen te legeren. Die moeten een dreigende revolte het hoofd bieden. Maar het blijft onrustig in de stad. Zo verklaart notaris Pieter van Roosevelt, een van de medestanders van Wouters, op de Markt openlijk dat De Bils zijn gezag 'despotisch' en met willekeur uitoefent. Hij zou op geheel onwettige wijze geld binnenhalen van de burgers. Zo zouden ze door hem achthonderd gulden zijn afgestroopt voor een brandspuit, die maar tweehonderd gulden kost, en die nog steeds betaald moet worden, terwijl het geld zoek is. Dat kan zo niet langer volgens Van Roosevelt, die stelt dat het oude stadsbestuur bin- nen een maand moet worden vervangen.
Wouters c.s. laten weten dat, als ze hun gelijk niet krijgen, ze het desnoods met de degen in de vuist zullen komen halen. Her en der in de stad wordt een plakkaat opgehangen met als tekst: 'In de stadt zullen geplonderd worden drie huysen, namelijk die van den baljuw Duurcant, van den burgerplager Lichtenbergh en van den huisvetter die met het gelt van de gemeente speelt
Ook in de d op het eiland is men boos op de Thoolse magistraat Thoolse beambten krijgen steeds meer problemen bat innen der belastingen. In Sint-Annaland wordt geroepen dat men 'die duivel van Tholen' wel eens zal komen halen. Er wordt vooral geklaagd over het gemaal geld van 48 stuivers per zak meel. Dat is zo hoog dat sommigen het meel voor hun brood en pap niet meer kunnen betalen. Wouters wakkert de onvrede aan, vooral tegen burgemeester ('burgerplager') Lichtenbergh. Volgens velen voelt deze magistraat zich ver boven de bevolking verheven, in tegenstelling tot de Woutersen, die 'gemeenzaam met de eilandbevolking omgaan.Zo groeit er een sfeer op alle dorpen van het eiland van 'als de Woutersen het voor het zeggen hebben, dan wordt het beter. De broers versterken dat gevoel door te beloven dat als zij aan de macht komen het gemaal geld meer dan gehalveerd zal worden en de katholieken van Oud-Vossemeer een eigen kerk mogen stichten. Er gonzen praatjes rond dat het stadsbestuur meer belasting heft dan men in Middelburg weet en dat een aanzienlijk deel ervan door de regenten onder elkaar wordt verdeeld. In mei gaat er een door honderden eilandbewoners ondertekend rekest naar de magistraat waarin geëist wordt dat de gemalen rechten worden verlaagd. Het stadsbestuur heeft er geen oren naar en verdenkt de Woutersen ervan dat zij met hulp van 'dranck en valse voorgevens' de mensen hebben overgehaald om te tekenen. Daarop verklaren veel boeren zich bereid om voor de goede zaak op te trekken naar Tholen. In de stad beginnen de leden van de magistraat zich dan ongerust te maken. De stadswacht wordt verdubbeld en de hele nacht wordt gepatrouilleerd. De stadsbestuurders zelf durven alleen nog gewapend naar het stadhuis.
In juni wordt het detachement soldaten teruggetrokken uit de stad. Ze zijn nauwelijks weg of er ontstaat in de stad en op het hele eiland een openlijke en vijandige beweging te-
gen de regentenkliek in Tholen.
Grafsteen van een Van Vrijberghe ind
Slag in de Dalemsestraat
Op 17 juni huren de Woutersen het schip van Cornelis van der Stel en varen er mee naar Veere. Daar komt de volgende dag een flink aantal mensen aan boord, onder wie predikant Dibbetz en baljuw Johan Steijger van Sint Jansteen. Op de 19e gaan ze terug naar Tholen.
De volgende dag gaat een aantal van hen langs de dorpen om daar de boeren te vragen de volgende morgen om drie uur bij de poorten van Tholen te verschijnen, want dan zullen 'de oude duyvels en schelmen worden afgezet. Overigens rij- den diezelfde dinsdag 20 juni al boeren met hun wagens de stad binnen en iedereen ziet dat de meesten zijn bewapend 's Avonds komt ook de knecht van Johannis Coole met een wagen vol gewapende lieden de Oudelandsepoort binnen. Tussen hen zit een man in een rode tabberd. Het is de advocaat Dibbetz, een broer van de dominee, die is meegekomen uit Veere. De wagen wordt in de schuur van P. Wouters gereden en de mensen gaan allemaal naar het huis van Johan Wouters aan de Dalemsestraat.
Middenin de nacht gaan enkele leden van het gezelschap eens kijken aan de Vossemeersepoort of daar al medestanders zijn gearriveerd. Maar daar stuiten ze op een patrouille van de hoofdwacht onder leiding van burgemeester Van Vrijberghe en baljuw Duurcant. Twee van de Wouters-aanhangers bakker Anthony Roeveroy en Gregoor Langendagh worden na een kort vuurgevecht door de wacht gearresteerd. Omdat de bakker daarbij door zijn hand wordt geschoten, rent de zoon van de bakker naar het huis van Wouters om hulp, roepend: 'Ze willen mijn vader vermoorden!' Een man of acht gaat met hem mee de Dalemsestraat op, waar ze zich ter hoogte van 'De Welle' op- stellen met hun wapens in de aanslag om de baljuw met zijn
De Dalemsestraat, begin 20ste eeuw. twee arrestanten tegen te houden. Zodra ze verschijnen, worden ze tot stilstand gedwongen en er wordt geëist de twee arrestanten vrij te laten. Als dat niet gebeurt, wordt er geschoten. Wie als eerste schiet is onduidelijk. Daar leggen de getuigen later verschillende verklaringen over af. Volgens de burgemeester zijn het de 'opstandelingen' die beginnen, maar er zijn nogal wat getuigen die zeggen dat ze de burgemeester het bevel hebben horen geven om te schieten. Hoe dan ook, midden in de nacht breekt een vuurgevecht
Hulst werd veroverd in 1645 door Frederic Hendrik
https://www.delpher.nl/nl/boeken/results?query=De+vier+ambachten+hulst+&page=1&maxperpage=50&coll=boeken
https://geheugen.delpher.nl/en/geheugen/view?identifier=RIJK04%3ARP-P-OB-81.562
Kaart van het beleg van Hulst door Frederik Hendrik, 1645
Creator
prentmaker: Santvoort, Abraham Dircksz
Date of creation
Description
Kaart van het beleg en verovering van Hulst door het Staatse leger onder Frederik Hendrik van 28 september tot 5 november 1645. Plan van de stad Hulst en het omliggende land met de omsingeling en de legerkampen van de belegeraars.