Onderzoeksvraag: invloeden uit ecosystemen die levenloze dingen veroorzaken.
Woo-memo: inventarisatie tot interoperabiliteit van de systemen
Samenstelling van Zeewater Oosterschelde (geen volledige info)
https://waterinfo.rws.nl/#/publiek/zouten
Samenstelling van zeewater (korte beschrijving)
Continentale wateren bestaan uit zoet water. Het is gehalte aan opgeloste stoffen is gering, ofschoon deze voortdurend als ´bijprodukt´ van de verwering worden opgenomen. Deze worden voortdurend afgevoerd, en het water wordt door neerslag aangevuld, zodat de concentratie niet kan stijgen. Uitzonderingen zijn meren in aride gebieden met sterke verdamping en geen afvoer (De aride zone of droge zone is het gebied dat voorkomt in woestijnen. Er valt hier heel weinig regen, waardoor er geen bomen kunnen groeien.). Er ontstaan zoutmeren met een sterk zoutgehalte. In zee vloeit het water niet meer weg, zodat geen opgeloste stoffen kunnen worden afgevoerd. Daarentegen wordt door verdamping water aan de atmosfeer afgegeven. Er moet dus een zekere concentratie van zout ontstaan. Zeewater is dan ook zout water met een zoutgehalte van 3,4 tot 3,5%.
Zeewater bevat diverse zouten in opgeloste toestand en is daarmee ongeschikt als drinkwater. Het zoutgehalte of saliniteit wordt in promilles (‰) uitgedrukt. In 1 liter zeewater komen gemiddeld de volgende hoeveelheden zouten voor:
24 gram natriumchloride (NaCl)
5 gram magnesiumchloride (MgCl2)
4 gram natriumsulfaat (Na2SO4)
0,8 gram magnesiumbromide (MgBr2)
0,7 gram calciumchloride (CaCl2)
In de Noordzee schommelt het zoutgehalte tussen 34‰ en 35‰. Vlak onder de kusten - waar grote rivieren zoet water in de zee brengen - is het zoutgehalte lager. Voor de Belgische kust bedraagt de saliniteit van west naar oost van ongeveer 34‰ tot 31‰. Aan de Nederlandse kust en in de Duitse Bocht is het lager dan 30‰.
https://open.rijkswaterstaat.nl/publish/pages/9195/verkenning_draagkracht_oosterschelde-onderzoek_naar_veranderingen_en_trends.pdf
https://open.rijkswaterstaat.nl/publish/pages/99462/rikz_98036a.pdf
Aangepaste of ingetrokken vergunningen (geen actuele info)
Gaat Nederland de regels voor waterkwaliteit halen (geen actuele info)
Hoe meer geproduceerd word hoe hoger de stoffen in het milieu (geen actuele info)
Identificatie van probleemstoffen (geen actuele info)
Vergunningen en immissietoets van bedrijven die lozen in het water (geen actuele info)
Een immissietoets waarmee is aangetoond dat de lozing geen schadelijke gevolgen heeft voor het direct ontvangende oppervlaktewater. Gegevens waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het voorzorgsprincipe: dit betekent dat de verontreiniging, ondanks de stofsoort, zo minimaal mogelijk is.
Voedselbedrijven emissietoets(geen actuele info, gevonden:
Voor de immissietoets is een webapplicatie beschikbaar om de toelaatbaarheid van de restlozing van een bron voor het oppervlaktewater te bepalen.)
Interoperabiliteit vraag: delen van vergunningen en milieuonderzoeken (geen actuele info)
Toetsen: Rijkswaterstaat vergunningen in overeenstemming met de Europese waterregels (geen actuele info)
Waterkwaliteit munitiedepot Gat van Zierikzee, de Oosterschelde, de Westerschelde en de Noordzee 2021 .
Schadelijke stoffen in vis en schaal en schelpdieren
Tijdens de meetcampagne van 2021 zijn de watermonsters aangezuurd, wat de afbraak van TNT stopt. De concentraties TNT en afbraakproducten zijn geanalyseerd en vergeleken met de concentraties die tijdens de meetcampagne in 2019 en 2020 zijn gevonden.6 May 2022
https://open.overheid.nl/Details/ronl-62681c8b6a318aacb83a048aed597d2d9dda07cf/1
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-X-106.html
Chemische probleemstoffen van defensie explosieven en commerciële explosieven
Waterkwaliteit munitiedepot Gat van Zierikzee, de Oosterschelde, de Westerschelde en de Noordzee (2021)
https://www.omgevingsweb.nl/wp-content/uploads/po-assets/721444.pdf
RWS INFORMATIE Waterkwaliteit munitiedepot Gat van Zierikzee, de Oosterschelde, de Westerschelde en de Noordzee (2021) Datum 6 mei 2022 Versie Status DEFINITIEF Pagina 2 van 17 RWS INFORMATIE | DEFINITIEF | Waterkwaliteit munitiedepot Gat van Zierikzee, Oosterschelde (2021) | 6 mei 2022 Colofon Uitgegeven door Auteurs Datum Versie Status Rijkswaterstaat Water Verkeer en Leefomgeving 6 mei 2022 DEFINITIEF Pagina 3 van 17 RWS INFORMATIE | DEFINITIEF | Waterkwaliteit munitiedepot Gat van Zierikzee, Oosterschelde (2021) | 6 mei 2022 Samenvatting In de Oosterschelde, nabij Zierikzee, ligt een munitiedepot met overtollige munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Onder invloed van het zoute water corrodeert deze munitie en komen springstof en afbraakproducten langzaam vrij in het water. Iedere vijf jaar monitort Rijkswaterstaat de waterkwaliteit rondom het munitiedepot. Tijdens de meetcampagne van 2019/2020 zijn lage concentraties TNT en afbraakproducten rondom het munitiedepot aangetroffen, maar ook bij de referentielocatie Wissenkerke. Deze meetlocatie ligt zo’n 10 kilometer verderop en de inschatting is dat concentraties TNT en afbraakproducten al zodanig verdund moeten zijn, dat ze niet meer detecteerbaar zullen zijn. Daarnaast waren er aanwijzingen dat Rijkswaterstaat de watermonsters op een zodanige wijze verwerkte, dat afbraak van TNT niet uitgesloten kan worden in de periode van het nemen van de watermonsters tot de daadwerkelijke analyse. Hierdoor zouden de meetresultaten een onderschatting van de werkelijke concentraties kunnen zijn. In de 2021 is de meetcampagne voortgezet en zijn de watermonsters aangezuurd direct na monstername. Op deze manier kan de afbraak van springstof en afbraakproducten worden tegen gegaan. De analyse van de aangezuurde watermonsters laat vergelijkbare concentraties TNT zien als tijdens de meetcampagne 2019/2020, waarbij monsters niet werden aangezuurd. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de afbraak van TNT in 2019/2020 minimaal was en er geen onderschatting van de daadwerkelijke concentratie springstof en afbraakproducten heeft plaatsgevonden. Om te onderzoeken of de concentratie TNT op de meetlocatie bij Wissenkerke verklaard kan worden door aanvoer vanaf de Noordzee, zijn op extra locaties in de Noordzee monsters genomen en geanalyseerd op de aanwezigheid van TNT en afbraakproducten. De analyseresultaten laten zien dat ook in de Westerschelde en de Noordzee lage concentraties TNT worden aangetroffen. In de Noordzee – met name voor de Vlaamse kust - bevinden zich verschillende locaties waar veel munitie ligt en waarbij TNT kan vrijkomen na corrosie van de metalen omhulsels. Aangezien de Westerschelde en de Oosterschelde in open verbinding staan met de Noordzee, kan de opgeloste TNT vanuit de Noordzee deze waterlichamen bereiken. De concentratie TNT in de Oosterschelde wordt beïnvloed door de Noordzee en het munitiedepot ‘Gat van Zierikzee’. De waterkwaliteit komt niet in het geding rondom het munitiedepot, de Oosterschelde, de Westerschelde en de Noordzee. De gemeten concentraties springstof en afbraakproducten liggen ten minste een factor 70 onder de normen die gelden voor oppervlaktewater. De normen houden rekening met humaan toxicologische effecten en ecologisch toxische effecten. Aangezien de norm niet wordt overschreden, komen de ecologische waterkwaliteit en de volksgezondheid niet in het geding komen als gevolg van de uit munitiedepots vrijgekomen springstoffen en afbraakproducten van springstoffen. Pagina 4 van 17 RWS INFORMATIE | DEFINITIEF | Waterkwaliteit munitiedepot Gat van Zierikzee, Oosterschelde (2021) | 6 mei 2022 Inhoud
Zoek systeem van Risico’s van stoffen
https://rvszoeksysteem.rivm.nl/
Sedementen
Groep 1
Organische sedimentatie: deze bestaan uit een kalkskelet en leven in riffen zoals sponzen en koralen
Groep 2
Micro organisme :
die een omhulsel van kalk bezitten en leven in hoofdzakelijk subtropische zeeën
Eencellige organisme en meercellige organisme
Sponzen (porifera) zijn primitieve meercellige organismen, die alleen in water leven. Ze hebben geen organen en ze leven van eencellige organisme protozoa die hoofdzakelijk in water en in vele vormen voorkomen. Sponzen voeden zich met organisch materiaal afkomstig uit andere micro-organisme deze eencellige organismen vertegenwoordigen meer dan 50.000 verschillende soorten naar schatting 7% van al het leven op aarde (biodiversiteit)
ademhaling en aërobe energiewinning
Lucht is voor ons en voor de meeste levende wezens zó belangrijk dat we ons nauwelijks kunnen voorstellen dat er leven mogelijk is zonder lucht. Toch is het vrijwel zeker dat het leven ontstaan is en zich lange tijd heeft gehandhaafd in een zuurstofloos milieu. Pas na de ontwikkeling van het gespecialiseerde fotosyntheseproces, ongeveer drie miljard jaar geleden, kwam er een hoeveelheid zuurstof van betekenis in de atmosfeer en klom de concentratie ervan geleidelijk op tot de huidige 20 procent. Dit verschijnsel moet aanvankelijk een ernstige bedreiging voor het leven hebben gevormd en de ondergang hebben veroorzaakt van talrijke met de huidige strikt anaerobe organismen vergelijkbare soorten. De reden daarvan is het vermogen van moleculaire zuurstof om op talrijke verschillende manieren te reageren met reducerende biomoleculen waarbij zeer giftige producten als het superoxideion, O₂, en waterstofperoxide, H2O2, ontstaan. Naast de organismen die zich tijdig in een zuurstofloos milieu konden terugtrekken, overleefden alleen de soorten die beschermende enzymen ontwikkelden, zoals superoxide-dismutase en catalase. Sommige daarvan gingen nog verder en slaagden er echt in om de vijand te temmen en te veranderen in de beste bondgenoot van het leven, dankzij een aanpassing van hun ATP- producerende oxfos-eenheden aan het gebruik van zuurstof als uiteindelijke elektronenacceptor. Hun afstammelingen maken nu het grootste deel uit van de levende wereld.
Zuurstof getemd
Te oordelen naar de situatie bij de ons bekende aërobe bacteriën moet de aanpassing aan zuurstof een geleidelijk proces zijn geweest dat uiteindelijk zijn hoogtepunt bereikte in een van de grootste prestaties van de natuur, de oxidatieve fosforylering: een keten van vijftien of meer elektronen carriers die het hele, 1070 mV grote verschil tussen NADH en zuurstof overbruggen en zodanig gerangschikt zijn dat er zich maar liefst drie oxfos-eenheden achter elkaar in deze keten bevinden. Een dergelijk systeem treft men aan in de plasmamembraan van een aantal hedendaagse bacteriën, die het waarschijnlijk hebben geërfd van hun verre voorouders, die het ruim een miljard jaar geleden verwierven. Vrijwel hetzelfde systeem is aanwezig in de binnenste van de twee membranen rondom de mitochondriën, die afzonderlijke, door membranen omgeven cellichaampjes ter grootte van een bacterie, die in grote aantallen en door het cytoplasma verspreid voorkomen in de meeste eukaryotische cellen van zowel planten als dieren, waar ze fungeren als de belangrijkste centra van de ademhaling en de oxidatieve energiewinning. De relatie tussen het bacteriële systeem en dat van de mitochondriën aangenomen dat er een dergelijke relatie bestaat, wat zeer waarschijnlijk is, vormt een zeer boeiend onderwerp van speculatie. In de meest gangbare versie van het verhaal is de held de primitieve fagocyt, die hypothetische, reusachtige, vraatzuchtige, bacteriën verzwelgende cel waarvan men stelt dat het een overgangsvorm is tussen prokaryoten en eukaryoten
Tot de dagelijkse vangst althans volgens het verhaal behoorden enkele aërobe bacteriën die niet gedood en tot voedsel afgebroken werden. Zij doodden op hun beurt evenmin hun belager, zoals veel ziekteverwekkende bacteriën die aan de vernietiging ontkomen dat wél doen. Zij gingen veeleer een blijvende, wederzijds voordelige symbiose aan. Hun nakomelingen zijn tot op de dag van vandaag voortbestaan als de mitochondriën van eukaryotische cellen. Volledig geïntegreerd in hun gastheercel, zoals men ook wel mag verwachten na meer dan een miljard jaar van samenleven, hebben deze organellen niettemin de restanten van een typisch bacterieel genetisch systeem bewaard, evenals sommige andere rudimentaire eigenschappen die hun afstamming verraden. Zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, zijn de chloroplasten van plantencellen wellicht op dezelfde wijze ontstaan uit symbiotisch geadopteerde, fotosynthetisch actieve bacteriën.
Deze theorie, die wel bekendstaat als de endosymbiontentheorie, heeft zeer veel aantrekkelijks; onder andere enkele fylogenetische stambomen die zijn afgeleid uit moleculaire sequentie-analyses pleiten al hiervoor. Maar onderzoekers vormen een ongelovig stelletje, vooral
als het gaat om het reconstrueren van gebeurtenissen uit het verre verleden. Sommigen werpen tegen dat mitochondriën net zo goed zouden kunnen zijn ontstaan uit plooiingen van de plasmamembraan van een groter wordende aërobe bacterie. Dit lijkt op de wijze waarop, naar men veronderstelt, het vacuüm is ontstaan, maar dan met een differentiatie in een andere richting, waardoor de oxidatieve fosforylering in de ontstane blaasjes is terechtgekomen. Men kan nog een aantal andere mogelijkheden bedenken, bijvoorbeeld die waarbij de bacteriële en mitochondriële systemen onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan maar, als gevolg van een convergente evolutie, in de loop der tijd op elkaar zijn gaan lijken. Het ligt niet op de weg van een gewone gids om een discussie, waarover deskundigen het nog altijd niet eens zijn, te beslechten. Enkele eigenschappen van mitochondriën (en chloroplasten) echter, die pleiten voor een ontstaan uit bacteriële endosymbionten zullen hier even aangestipt worden als tegemoetkoming aan degenen die zich aangetrokken voelen tot deze 'romantische' hypothese.
cellen
aanpassingsvermogen
asymetrieen
beweging
exportmeganisme
formaat
fractionering
groei
het doden van
importmechanisme
interacties met het mileu
in vitro kweek van
kaarten van
naamgeving
oppervlakte
reproductie mechanismen
samenklontering van
filters
Er is sprake van enige celdifferentiatie, maar niet tot het ontwikkelingsstadium van organen zoals spieren of zenuwen. Er zijn ruim 8400 soorten bekend en regelmatig worden nieuwe soorten beschreven. Sponzen behoren tot de oudst bekende dieren, de fossielen dateren uit het precambrium en vertegenwoordigd de vroegste planetaire, geodynamische, geologische en geobiologische geschiedenis van de Aarde
Oranogeen gesteente is opgebouwd uit organisch materiaal, dat wil zeggen materiaal afkomstig van dode organismen.
Sponzen
deze kalkskeletjes worden tijdens het leven van het organisme gebouwd uit het Calcium wat in het water aanwezig is en Kooldioxide (CO2)
Bij het afsterven van dit organisme zakken de skeletjes uiteindelijk naar de bodem waar deze uiteindelijk wordt afgezet als kalksteen. Een aantal van deze micro-organismen zijn foraminiferen, coccolieten, nummulieten, bryozoa en bacteriën. Omdat kalksteen in zee wordt gevormd, bevat dit gesteente restanten van schelpen en andere segmenten en andere fragmenten van zeedieren, we vinden deze als fossiel terug. Ook de kalksteen Zuid-Limburg is zo ontstaan
Vorming van Kalksteen
Het ontstaan van gesteente kalksteen (CaCO3) is anders dan de vorming van afzettingen die we tot op heden gezien hebben. De vorming van kalksteen is een vorm van organische sedimentatie.
We onderscheiden grofweg twee groepen. Als eerste zijn dat organismen die bestaan uit een kalkskelet en leven in riffen zoals sponzen en koralen. Ze vormen in de loop van de tijd enorme afzettingen zoals we tegenwoordig zien bij de Great Barrier Reef in Australië. De tweede groep zijn micro organismen die een omhulsel van kalk bezitten en leven in hoofdzakelijk subtropische zeeën. Deze kalkskeletjes worden tijdens het leven van het organisme gebouwd uit het calcium (Ca) dat in het water aanwezig is en kooldioxide (CO2). Bij het afsterven van deze organismen, zakken de skeletjes naar de bodem waar deze uiteindelijk worden afgezet als kalksteen. Een aantal soorten van deze micro-organismen zijn foraminiferen, coccolieten, nummulieten, bryozoa en bacteriën.
Omdat kalksteen in zee wordt gevormd, bevat dit gesteente tevens restanten van schelpen en andere fragmenten van zeedieren. We vinden dit fossiel terug. Ook de kalksteen in Zuid-Limburg is op deze manier ontstaan. Door de continue aanvoer van nieuwe skeletjes wordt dit gesteente vaak in dikke homogene pakketten afgezet.
De afzettingen in Zuid-Limburg bestaan hoofdzakelijk uit kalksteen. Af en toe onderbroken door een dunne laag die veroorzaakt wordt door tijdelijk een andere omgevingssituatie. Dergelijke laagjes noemt men een horizont. Soms bevatten deze lagen hoge concentraties aan fossielen. De kalksteen in Zuid-Limburg wordt in de volksmond mergel genoemd, maar in de geologie gaat het hier toch echt om kalksteen. Mergel bevat tussen de 25% en 75% kalk en bestaat voor de rest uit klei. De kalksteen uit Limburg heeft een kalk percentage van rond de 98%. Dus daarmee is het echt kalksteen dat is gevormd aan het einde van het Krijt tussen de 84 en 65 miljoen jaar geleden. Vergelijken we kalkstenen uit de verschillende tijdperken dan kun je duidelijk verschillen zien.
Kalksteen uit het Krijt (66 miljoen jaar oud) is vaak een grofkorrelige kalk die goed te bewerken is. In Zuid-Limburg werd deze in het verleden gebruikt als bouwmateriaal. Kalksteen uit de Jura (180 miljoen jaar oud) Deze kalksteen is fijner van structuur. De kalksteen afkomstig uit het Trias (235 miljoen jaar oud). Deze is vaak grijs van kleur en kunnen we vinden in een groeve bij Winterswijk. Kalksteen uit het Devoon (380 miljoen jaar oud). Deze is inmiddels zeer hard geworden en vinden we in het Sauerland. De leeftijd van gesteente is echter niet bepalend voor hoe hard, hoe korrelig of welke kleur deze heeft.
Niet alle kalksteen wordt als een homogene afzetting gevormd. We komen op diverse plaatsen gelaagde afzettingen tegen, die meestal gevormd worden in ondiep water. Hier zijn de invloeden van het klimaat of het inspoelen van ander materiaal vaak de oorzaak voor het ontstaan van deze lagen. Een mooi voorbeeld hiervan zien we in de afzettingen van Solnhofen in Duitsland, waar de kalksteen in een lagune is afgezet Dit is een gebied dat afgescheiden is van de zee of oceaan door een natuurlijk rif. Het water in de lagune heeft nog wel een open verbinding met de zee, maar wordt niet meer beïnvloed door de golfslag. Deze lagunes komen vaak voor in gebieden met koraalriffen. De Nederlandse Waddenzee zou je als een soort lagune kunnen beschouwen. Voor de natuurontwikkeling zijn in Nederland plaatselijk kunstmatige lagunes gemaakt, zoals bij het Reindersmeer in Noord-Limburg.
Hoe lang bestaan kalkafzettingen al
Het leven op onze planeet bestaat al 3,8 miljard jaar. De eerste restanten van dit leven zijn terug te vinden in stromatolieten. Deze oudste fossielen zijn 3,5 miljard jaar oud. Het zijn restanten van de kalkhoudende bacteriekolonies die tot op heden nog steeds bestaan. De hoeveelheid kalksteen uit deze tijd is echter beperkt.
Vanaf het Ordovicium, ongeveer 480 miljoen jaar geleden, komen de eerste grote homogene kalkafzettingen voor. Dit is de periode in de geologie waarin de eerste koralen en kalkvormende organismen leefden. Vanaf dat moment komen grote kalkafzettingen in alle tijdperken voor en is daarmee naast zandsteen één van de bekendste sedimentgesteenten. De kalksteen uit het Krijt en het Paleoceen (Formatie van Houthem) vormen in onze omgeving de meest recente kalksteenafzettingen. Ze komen op veel plaatsen voor zoals in Zuid-Limburg, het gebied ten zuiden van Calais en in grote delen van Zuid-Engeland
Planten en dieren komen vaak in enorme hoeveelheden voor, zodat deze bij afsterven een dikke laag materiaal kunnen achterlaten. Het bekendste voorbeeld hiervan is veen. Als veen wordt afgesloten van de buitenlucht doordat het overspoeld wordt met een zand- of kleilaag, zal het rottingsproces gestopt worden. Dit veen wordt in de loop van de geologische tijd in de diepere ondergrond samengeperst en daaruit ontstaat bruinkool en later steenkool. Een ander product wat hieruit ontstaat is methaangas, beter bekend als aardgas. Plankton dat afsterft en afgedekt wordt door zand kan men later terugvinden als aardolie.
Afzettingen gevormd door verdamping van water
Nog een bijzondere soort van sedimentgesteente is het indampingsgesteente ofwel evaporiet. Op het moment dat zeewater verdampt, wordt het zout, dat opgelost is in het zeewater, afgezet op de bodem. Dit proces van gesteentevorming wordt samengevat onder de naam chemische sedimentatie. Steenzout, ofwel haliet, is de meest bekende vorm hiervan. In het verleden, ongeveer 260 miljoen jaar geleden, was Nederland onderdeel van een binnenzee die doorliep tot aan Polen. Deze zee werd de Zechsteinzee genoemd. In deze periode werd een honderden meters dikke zoutlaag afgezet. In Twente wordt bij Boekelo en Hengelo zout uit de ondergrond opgepompt. We gebruiken dit in de keuken en als strooizout. Maar ook in Friesland, tussen Franeker en Harlingen, wordt zout uit de ondergrond opgepompt. In Polen wordt het zout gewonnen in mijnbouw, zoals in de bekende zoutmijn van Wieliczka die al bijna 1.000 jaar in gebruik is. Naast zout zijn er nog meer mineralen die als evaporiet gevormd worden. Een van deze mineralen is seleniet dat iedereen beter kent als gips. Een ander mineraal is magnesium dat ook in Nederland gewonnen wordt.
Eén van de kenmerken van sedimentgesteente is dat de sedimentatie vrijwel altijd horizontaal zal plaatsvinden. Zodra lagen horizontaal worden afgezet op een al aanwezige horizontale afzetting dan noemt men dit een concordante afzetting. De meeste afzettingen zullen op deze manier plaatsvinden. Door beweging van de aardkorst kunnen aanwezige gesteentelagen schuin komen te liggen. Wanneer een nieuwe laag afgezet wordt op een schuin liggende laag, noemt men dit discordant. Alle varianten zijn mogelijk, zoals we kunnen zien in de Geological Garden bij Bochum. Zoals eerder besproken, wordt de opeenvolging van de verschillende lagen bestudeerd in de stratigrafie. Eén van de grondleggers hiervan was Nicolaus Steno (1638-1686). Hij ontwikkelde de wet van superpositie. Kort samengevat zegt deze wet dat de oudere lagen altijd onder de recent afgezette lagen.
Afzettingen zijn vaak niet allemaal zo mooi vlak als je zou verwachten. Vlakke afzettingen over een groter gebied zijn eigenlijk alleen aanwezig indien deze gevormd zijn in de diepere zee (marien) of in een groot meer (lacustrien). In de meeste gevallen zullen er oneffenheden in de verschillende lagen voorkomen. Zo zijn er stroomgeulen, verzakkingen en verschuivingen, die ervoor zorgen dat gesteentelagen niet allemaal mooi vlak op elkaar worden gevormd. Bij windafzettingen worden vaak laagjes gevormd. Het waait immers niet altijd even hard en uit dezelfde richting. Verwering en erosie door water en wind kunnen aanwezige afzettingen weer verstoren voordat ze met een nieuwe laag worden bedekt. Afzettingen hoeven niet altijd keurig op elkaar gestapeld te worden in de volgorde van de tijd. In een rivierdal wordt door de rivier grind, zand en klei afgezet. Deze afzettingen liggen lager dan het omringende gebied. Een mooi voorbeeld hiervan zien we in Zuid-Limburg, waarbij boven op de kalksteen diverse Maasterrassen (rivierterras) met grindafzettingen aanwezig zijn, hoe dieper het terras ligt, hoe jonger de afzettingen zijn. Dus dat alles zomaar keurig op laagjes opgestapeld ligt, is zeker niet het geval. Ook kleinere verstoringen, zoals golfribbels, obstakels en organismen kunnen zorgen voor een afwijkend reliëf. Een voorbeeld waarbij dieren een verandering van het reliëf veroorzaken zien we bij beverdammen, waarbij de situatie in een rivier aanzienlijk kan veranderen. De invloed van organismen, ofwel de biotische factor op de landschapsvorming, kan plaatselijk aanzienlijk groot zijn.
Een ander mooi voorbeeld van de verstoring van afzettingen wordt veroorzaakt door het uitdrogen van de grond. Hierdoor ontstaan krimpscheuren. Deze scheuren kunnen opgevuld worden met ander materiaal, of onder druk uiteindelijk weer samengeperst worden tot één geheel.
Hier komen in de natuur allerlei varianten van voor. Obstakels die onregelmatigheden veroorzaken zoals losse keien, planten, dieren en andere objecten worden weer afgedekt met nieuwe afzettingen. In gesteentelagen kunnen we deze oneffenheden dan terugvinden. Veel voorkomende obstakels zijn restanten van planten en dieren, die terug te vinden zijn als fossielen. Soms zijn er zoveel aanwezig dat deze zelfs complete lagen vormen. Dit zijn gesteentevormende fossiele afzettingen. Zo kennen we natuurlijk de koraalriffen, maar ook kunnen dikke lagen van een bepaald soort fossiel een gesteentelaag vormen. Andere verstoringen in afzettingen zijn graafgangen van mollen, wormen, kreeftachtigen, insecten en andere dieren. Dergelijke, door dieren veroorzaakte verstoringen, noemt men bioturbatie. In de loop van de miljoenen jaren worden deze holtes vaak weer opgevuld door een ander gesteente, zoals mineralen. Een voorbeeld uit onze eigen omgeving vinden we in de kalksteen van Zuid- en Belgisch-Limburg in de vorm van vuursteen. De lagen met deze vuursteen bevatten veel fossielen en zijn vaak opgevulde graafgangen. In afzettingen die gevormd zijn kunnen later weer verstoringen ontstaan. Door gebergtevorming kunnen hele afzettingen verplaatst worden. Hierbij ontstaan scheuren en worden zelfs lagen compleet gekanteld. Soms zijn de scheuren zo groot dat men erdoorheen kan lopen, zoals bij de grotten van Atta Höhle in Duitsland. Tevens kunnen door verwering en erosie gesteente fors aangetast worden in hun structuur. Een aantal resultaten van verwering en erosie, in bijzondere gevallen (hoofdzakelijk in kalksteen) kunnen door rivieren grote holtes uitgesleten worden. Er ontstaan hiermee grotten, zoals in België bij Remouchamps Han-sur-Lesse, Hotton en op nog vele andere plaatsen. Op het moment dat een holte instort ontstaat er een zinkgat of verdwijngat dat vaak plotseling gebeurt. Deze kunnen tevens gevormd worden op plaatsen waar mijngangen of andere door de mens gemaakte holtes aanwezig zijn. Een voorbeeld van chemische verwering is de vorming van een doline. Deze ontstaat door zure regen waarbij het aanwezige zuur in het regenwater plaatselijk het kalksteen oplost en geleidelijk een breed, diep, vaak rond gat vormt. Plaatselijk vinden we deze, op bomkraters lijkende gaten, ook in het landschap van Zuid-Limburg. Op plaatsen waar het 'zure' water de kalksteen binnendringt kunnen diepe smalle holtes gevormd worden. Deze worden gevuld met zand, grind en klei uit het bovenliggende erosiemateriaal en worden orgelpijpen ofwel aardpijpen genoemd zoals in de groeve 't Rooth op het Plateau van Margraten Nog een ander aspect dat de stratigrafie interessant maakt
De verschillende soorten delfstoffen in Nederland en organische sedimentgesteenten: kalksteen, bruinkool, steenkool, aardolie en aardgas,allemaal nog een keer tegen. liggen, tenzij een geologisch proces deze volgorde verstoort. Pas veel later werd de stratigrafie op grote schaal in praktijk gebruikt door William Smith (1769-1839). Tegenwoordig is de stratigrafie een belangrijk onderdeel van de geologie.
Verschillende organismen die we als fossiel kunnen vinden.
Scanning tunneling microscope
https://www.universiteitleiden.nl/nieuws/2019/05/de-meest-stabiele-microscoop-ter-wereld
Referentiestelsel
Een referentiestelsel definieert een lokaal ruimtelijk referentiesysteem op basis van de referentielijn (representatie van de waterkering). Hiervoor wordt de referentie van een locatie uitgedrukt als afstand over de referentielijn ten opzichte van een nulpunt. Voorbeelden van referentiestelsels zijn dijkpalen, hectometrering en kilometrering.
https://kennis.hunzeenaas.nl/index.php/Id-e7b4b100-f315-662a-c6fe-3ddb00be0e0f
Sponsen in de Oosterschelde
Oecologie van micro-organisme (lijst Google)
https://www.anemoon.org/beheer/bewaar/soorten/id/2600/ansjovis
https://www.anemoon.org/anemoon/search-results/search/geep?search=geep
https://duikeninbeeld.tv/hondshaai-oosterschelde/
https://www.zeeuwseankers.nl/verhaal/weervisserij-in-de-oosterschelde
Ansjovis
Geep
Hondshaai
Paling
Bliek
Indeling van het leven in domeinen en rijken
https://www.anemoon.org/beheer/bewaar/soorten/id/10/gewone-broodspons
Zeeuwse spons
Broodspons
plankton
algen
schaal-schelpdieren
Abiotische factoren habitattype 1130 (estuaria)
Stikstofgevoelige habitattypen en soorten
Datatoegankelijkheid voor WOO-verzoeken
klimaattafels
Emissies
https://www.onslevendlandschap.nl/
historische gegevens
https://drive.google.com/file/d/1yDsh3Bn578JU3IGF5BuKAS9KzLDpfhUr/view?usp=drive_link
https://drive.google.com/file/d/1ssT3tc5aPyUnUQ15ZYSwKgM4CnyOJL0S/view?usp=drive_link
https://drive.google.com/file/d/1GSrSM-gTjSQxM10e-pWJ_dHL8siZkGFt/view?usp=drive_link
Oosterschelde
oorsprong Oosterschelde
Getijden analyse
gebiedbeschrijving
Komvuling
Bochtwerking
zandtransport
overturbulentie
vloedschaar
getijstromen
https://vissersbond.nl/oosterschelde-februarisluiting-en-openstelling-in-maart-2024/
https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen/doc/PUC_652439_17/1/
https://www.natura2000.nl/gebieden/zeeland/oosterschelde/oosterschelde-doelstelling
klimaat:
windsterkte en windrichting
grondsoort, korrelgrootteverdeling (textuur), poriënvolume, bodemfauna
humus, hoeveelheid en samenstelling
grondwater, diepte van het freatisch vlak en grondwatertrap
reliëf, glooiingshoek en expositie (hellingsrichting van de bodem)
zoutgehalte of saliniteit van het water
trofie: de concentraties van opgeloste minerale stoffen
saprobie: de concentraties van organische stoffen
troebelheid (turbiditeit) en transparantie
zuurstofgehalte
Aminozuren
fluorometrie (FRRf) en 14 C.
http://expo-oer.nl/Dateringsmethodes.html
https://www.frontiersin.org/journals/microbiology/articles
https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0924796314001821
Publicaties
https://magazines.rijksoverheid.nl/knmi/knmispecials
https://edepot.wur.nl/543102
https://publications.deltares.nl/11208553_002_0004.pdf
https://edepot.wur.nl/554096
https://edepot.wur.nl/472107
https://drive.google.com/file/d/1yc6nRhQaL7H_b2GweV_c9nlm98e-4OPB/view?usp=drive_link
https://drive.google.com/drive/folders/1Z6rjtxHQUswrVi6nYFFSCKOYEqG3Y3GH
Data
https://www.nioz.nl/en/research/research-data
https://dataplatform.knmi.nl/
https://maps.rijkswaterstaat.nl/gwproj55/index.html?viewer=MWTL_Meetnet_chemie.Webviewer
https://waterinfo.rws.nl/#/thema/waterhoogte-t-o-v-nap
Inzicht in meetfouten en bronnen van meetverstoringen is daarbij onmisbaar besef van onnauwkeurigheden is doorslaggevend bij het kunnen bepalen hoe betrouwbaar de uit metingen voorkomende uitkomsten en modellen überhaupt zijn.
WUR Wageningen: Meet Methode analyse
Meten van primaire productie in de Oosterschelde, Grevelingenmeer en het Veerse Meer
Algen (fytoplankton) kunnen net als planten op het land kooldioxide met behulp van de energie uit zonlicht omzetten in biomassa. Hierbij wordt zuurstof geproduceerd. De toename in algenbiomassa wordt ook wel primaire productie genoemd. De algen vormen de basis van de voedselketen. Veranderingen in de primaire productie vertalen zich door naar de hogere trofische niveaus zoals schelpdieren, vis, vogels en zeezoogdieren. De primaire productie is daarom een belangrijke indicator voor het ecologisch functioneren van het systeem. De algen zijn een belangrijke voedselbron voor schelpdieren die de algen met behulp van hun kieuwen uit het water kunnen filteren. Hoe meer voedsel (algen) er voor de schelpdieren beschikbaar zijn, hoe groter de “draagkracht” van het systeem voor deze schelpdieren. Primaire productie is daarmee een belangrijke, maar niet de enige factor van belang voor de draagkracht. Andere belangrijke processen zijn de aanvoer van de algen door de waterbeweging en de concurrentie met andere organismen die de algen uit het water filteren. Naast fytoplankton zijn ook benthische diatomeeën in staat om kooldioxide om te zetten in biomassa. Dit proces heet benthische primaire productie. In de Oosterschelde is het aandeel van de benthische primaire geschat op 20 tot 25% van de totale primaire productie. Voor de (semi) stagnante bekkens Grevelingenmeer en Veerse meer wordt ingeschat dat het aandeel van de benthische primaire productie minder is. Waarschijnlijk gaat de benthische primaire productie toenemen als getij gedeeltelijk wordt teruggebracht in het Grevelingenmeer middels een doorlaat in de Brouwersdam. Omdat de pelagische primaire productie in de drie bekkens aanzienlijk belangrijker is dan de benthische primaire productie wordt aanbevolen om prioriteit te geven aan het monitoren van pelagische primaire productie. Middels een pilot kan worden onderzocht of het opportuun is om ook benthische primaire productie te gaan meten in een of meerdere bekkens. In de Oosterschelde, Grevelingenmeer en het Veerse meer vindt commerciële schelpdierkweek plaats. Regelmatig wordt er gevraagd wat de draagkracht is van deze gebieden voor schelpdierkweek. Om deze vragen goed te kunnen beantwoorden is kennis van de primaire productie van belang. In het verleden (1991 tot 2012) is de primaire productie op een aantal locaties in de Oosterschelde gemeten middels de incubatie methode. De gegevens lieten een afnemende trend zien van 319 g-C m-2 jaar-1 in 1995 tot 155 g-C m-2 jaar-1 in 2009 die mogelijk was veroorzaakt door overbegrazing door schelpdieren.
https://www.google.com/search?q=radio+actieve+koolstof+oosterschelde&oq=radio+actieve+koolstof+oosterschelde&gs_lcrp=EgZjaHJvbWUyBggAEEUYOdIBCTExMzg1ajBqNKgCALACAA&sourceid=chrome&ie=UTF-8
https://www.rug.nl/research/centre-for-isotope-research/images/toekomst-vh-verleden.pdf
https://www.rug.nl/research/centre-for-isotope-research/images/toekomst-vh-verleden.pdf
https://waterinfo-extra.rws.nl/monitoring/
https://open.rijkswaterstaat.nl/overige-publicaties/2016/rijkswaterstaat-standaard-inwinning/
https://www.afvalcirculair.nl/zwerfafval-microplastics/mwtl-programma/
Fast Repetition Rate Fluorometrie (FRRF) methode
FRRf (patent Google)
Fast repetition rate fluorometry (FRRf) is a bio-optical technique based on chlorophyll a (Chl-a) fluorescence that can estimate the electron transport rate (ETRPSII) at photosystem II (PSII) of phytoplankton in real time.
Deze methode wordt ook reeds gebruikt in de Westerschelde en kan continu en in situ worden uitgevoerd tijdens het varen van het meetschip in het kader de MWTL monitoring in de Oosterschelde, Grevelingenmeer en Veerse Meer.
Wegens het ontbreken van gegevens na 2012 is niet duidelijk of deze trend zich verder heeft doorgezet. Vanwege het belang van de primaire productie voor het functioneren van het systeem is binnen het Visserij Initiatief Zeeland (VIZ) het initiatief genomen om te onderzoeken of de monitoring van primaire productie in de Oosterschelde, Grevelingenmeer en het Veerse Meer kan worden opgepakt. Hiertoe is een inventarisatie uitgevoerd naar de verschillende methoden die in potentie beschikbaar zijn om de primaire productie te meten in deze gebieden. De Fast Repetition Rate Fluorometrie (FRRF) methode lijkt op dit moment de meest geschikte methode om primaire productie in betreffende gebieden te meten. Deze methode wordt ook reeds gebruikt in de Westerschelde en kan continu en in situ worden uitgevoerd tijdens het varen van het meetschip in het kader de MWTL monitoring in de Oosterschelde, Grevelingenmeer en Veerse Meer. De methode maakt gebruik van de fluorescentie van een deel van het geabsorbeerde licht tijdens de fotosynthese. Om de resultaten te valideren is het wel van belang om, in ieder geval de eerste jaren, nog aanvullende primaire productie metingen uit te voeren met een traditionele incubatie methode. Het voorstel is om de primaire productie metingen zoveel mogelijk te laten samenvallen met de reguliere MWTL metingen die door Rijkswaterstaat regelmatig (tweewekelijks tot maandelijks) worden uitgevoerd op totaal 7 locaties binnen de drie bekkens. Tijdens deze MWTL metingen worden aanvullende gegevens gemeten zoals de algen- en nutriëntenconcentraties, de hoeveelheid zwevend | 6 van 56 | Wageningen Marine Research rapport C022/19 stof en doorzicht die van nut kunnen zijn voor de berekening van de totale primaire productie op basis van de FRRF metingen. Er wordt voorgesteld om het Grevelingenmeer voor de primaire productie berekeningen op te delen in drie deelgebieden en de Oosterschelde in vier deelgebieden. Het kleinere Veerse Meer kan worden beschouwd als één systeem. De data-analyse en verwerking is complex en vereist specifieke expertise. Deze expertise is aanwezig bij het NIOZ, maar zit voornamelijk bij één persoon. Daarom is het van belang dat er ondersteuning komt bij de analyse en rapportage van de gegevens. Tevens is het van belang dat er vooraf duidelijke protocollen komen voor de uitvoering van de metingen. Het resultaat van de voorgestelde monitoring is inzicht in het verloop van de primaire productie binnen de voorgestelde deelgebieden door het seizoen en een schatting van de totale primaire productie over het jaar. Deze gegevens kunnen worden gebruikt om een beter beeld te krijgen van de draagkracht van het systeem voor schelpdieren. Tevens kunnen deze metingen inzicht geven in het (ecologisch) functioneren van de bekkens en kunnen worden gebruikt om modellen mee te kalibreren of te valideren. Het voorjaar is de belangrijkste periode voor de primaire productie. Een volledig meetjaar is niet meer mogelijk voor 2019. Het is aan te bevelen om in 2019 wel alvast te beginnen met pilot metingen in de Oosterschelde zodat er in 2020 over het hele jaar kan worden gemeten.